Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar gij hebt [49]vertrouwd op uw schoonheid, en hebt [50]gehoereerd [51]vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging; voor hem was [52]zij. 49. Even alsof gij die altijd behouden zoudt, hoe gij het ook met mij maaktet. 50. Dat is, afgoderij bedreven, eensdeels in uw afgodendienst, anderdeels in uw snode verbintenissen met de volken. Zie van de geestelijke hoererij door afgodendienst, Lev.17:7, en Lev.20:5, en van de ongeoorloofde verbintenissen door God verboden, Ex.23:32, en Ex.34:12; Deut.7:2,3, en van de Joden gemaakt, 2 Kron.19:2, en 2 Kron.20:35, enz. 51. Dat is, omdat gij den naam hebt van zeer schoon te zijn, en uit zulke oorzaak den wil u gemeen te maken tot verzadiging van uwen hoerachtigen aard. 52. Te weten uwe schoonheid. Vergelijk Jes.57:5; Jer.2:20,23,36 en Jer.3:6.